Wens
’t is al tweeslachtig gevoel
dat in mijn herte woel
gij schoon, gij zeker
ik giftig in uw beker
als liefde kon beminnen
waarom die haat in onze zinnen
als ‘k warm bij u wil zijn
waarom die blik van koud azijn
graag zo dicht
maar niet te dicht
’t samenzijn ontneemt het licht
als zwaarte mij aan stukken knelt
mijn lede maten opgebeld
overbelast, te veel bezeten
krijg ik maaglast in ’t geweten
dat ik ook mijn ziel dit gun
lucht te happen na de fun
spreek ik deerlijk zonder schroom
’t is da’k in mijn herte koom
om daar dinges op te knappen
vuil smart en kwade sappen
voel geen wroeging, vloek noch spot
want dat maakt mijn herte zot
mijn diepste wens
gij zijt een god
en soms
een mens.